‘De vergissing is zeer te verschoonen’

Door: Co Buysman

Het gebied van de Noordhollandse Schaakbond, van Den Oever tot Aalsmeer en van Den Burg (Texel) tot Hillegom, kent een rijke schaakgeschiedenis. Daarin is ook een prominente plaats voor Haarlem weggelegd.
Halverwege de negentiende eeuw zijn er veel correspondentiepartijen gespeeld. Er is geen bondscompetitie, maar schaakliefhebbers willen het wel tegen andere gezelschappen opnemen. Reizen is in die periode een tijdrovende bezigheid en schaken per post wordt dan een mooi alternatief. Toch zijn er ‘echte’partijen. Uit het Algemeen Handelsblad van woensdag 13 augustus 1845: ,,De electro-magnetische telegraaf, door den heer Wenckebach aan den ijzeren weg tusschen deze stad en Haarlem vervaardigd, is sedert eenige dagen in werking. Zaterdag j.l. hebben eenige bekwame schaakspelers, te Haarlem en hier ter stede, door middel van denzelven, eene schaakpartij uitgespeeld, bij welke, na 54 zetten, de overwinning onbeslist is gebleven.’’
De ijzeren weg is de spoorlijn Amsterdam – Haarlem, op 20 september 1839 in gebruik genomen en de eerste spoorverbinding in Nederland. Eduard Wenckebach is een Amsterdamse verkoper van wis- en natuurkundige apparaten die tijden studiereizen naar Duitsland kennis had gemaakt met de telegraaf als communicatiemiddel. Daar was het gebruikelijk om langs spoorlijnen telegraaflijnen aan te leggen. Vooral dankzij particulier initiatief (directie Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij) komt er een telegraaflijn tussen Amsterdam en Haarlem, in juni 1845 geopend. In eerste instantie bedoeld voor de dienstregeling en wellicht ook voor militaire doeleinden, niet veel later wordt de leiding van de HIJSM voorstander van een algemeen gebruik van de telegraaf. En zo spelen op zaterdag 9 augustus 1845 tussen 14.30 en 20.00 uur Haarlemse en Amsterdamse schakers een partij die 55 zetten – eentje meer dan het krantenbericht vermeldt – duurt en in remise eindigt.
Haarlem heeft wit. Nog geen half jaar later volgt de return, met de Amsterdammers als witspelers. Op vrijdag 7 januari 1846, tussen 11.00 en 18.30 uur, zegevieren zij na 57 zetten. Uit het Sissa-jaarboek van 1847, bij de 47e zet van zwart: ,,Een de Partij beslissende miszet. Haarlem had eenvoudig het Kasteel moeten terugzetten. Dan de vergissing is zeer te verschoonen, wanneer men bedenkt, dat deze Partijen geen Korrespondentie-Partijen zijn, waarbij men zich dagen lang over éénen Zet bedenken kan, maar men hier acht uren achtereen heeft doorgespeeld, hetwelk men gewis onder de zeer inspannende uitspanningen kan rangschikken.’’
De Haarlemmers nemen revanche op Rotterdam. Op 23 oktober 1846 wordt een begin gemaakt met twee correspondentiepartijen tussen schakers uit beide steden. Haarlem wint twee keer. Haarlem – Rotterdam eindigt op 14 mei 1847, Rotterdam – Haarlem op 8 oktober 1847.
We maken een sprong in de tijd en gaan naar vrijdag 8 mei 1896, als Wilhelm Steinitz (de eerste wereldkampioen) in Haarlem als simultaangever optreedt. Een verslag staat in het gecombineerde mei- en juninummer van het Tijdschrift van den Nederlandschen Schaakbond. ,,De elite der Nederlandsche Schaakspelers was uitgenoodigd om zich in Haarlem met den wereldkampioen te meten.
Bijna allen hadden aan de uitnoodiging gehoor gegeven. De namen D. van Foreest, Tresling, Meiners, Bleykmans, van Rhijn en den Hertog klinken bekend genoeg om er voor in te staan dat het een strijd zou zijn op leven en dood, een strijd voor de eer van het land. In de prachtige zaal van de eeuwenoude, wijdvermaarde societeit Trou moet Blijcken zou die strijd gestreden worden. Een kort welkomstwoord van den voorzitter van Trou moet Blijcken, den heer Lieftink, opende deze voorstelling, die zeer geanimeerd was, waar ieder gereed stond zoo veel mogelijk de behulpzame hand te bieden, en welke voorstelling tot het einde toe aller belangstelling wekte. Het geheel vertoonde slechts ééne schaduwzijde, n.l. dat het er snikheet was, zoo heet, dat Steinitz een oogenblik dacht flauw te zullen vallen. ’t Is een hoogst eigenaardig gezicht dien invalide te zien voortstrompelen van bord to bord. Leunend op zijn linker elleboog ziet hij de positie nauwkeurig aan en doet daarna zijn zet. Dan ziet hij zijn tegenstander even aan, alsof hij op diens zet wil wachten. De meesten geven hem een teeken, dat hij door kan gaan, sommigen laten zich verleiden en worden het slachtoffer van hunne overijling. Is de positie zeer interessant of de tegenpartij zeer sterk dan duurt Steinitz’s tegenzet langer. Het is volstrekt geen kwelling voor een der tegenstanders zijne partij te moeten opgeven, want een vriendelijke lach en een kalmeerende ‘ah’ stelt een ieder weer op zijn gemak. Zoo nu en dan gaat hij even op een stoel zitten om spuitwater en citroen te drinken en een nieuwen sigaar aan te steken, maar nooit langer dan een minuut. Tot laat in den lacht duurde de partij Steinitz-D. van Foreest. Langen tijd stond laatstgenoemde iets beter, dan weer haalt Steinitz een oogenblik op tot hij plotseling door een groven blunder de partij wegwerpt. Verwondering verwekte dit bij allen want de val was slechts twee zetten diep. In Den Haag liep Steinitz er nog eens op een dito manier in. Na nog een paar uurtjes gezellig bij elkaar gezeten te hebben gingen wij om half vijf naar huis, ieder hoogst voldaan dezen kunstenaar in zijn kracht gezien te hebben. Van een 17 in Haarlem gespeelde partijen won Steinitz 13, verloor 3 tegen de H.H. D. v. Foreest, Tresling en Blijkmans en maakte remise tegen Dr. A. van Rhijn. Het geleide van Steinitz werd in Haarlem eenigszins gewijzigd. Waren wij als duplet aangekomen als triplet verdwenen wij en gingen op reis naar de Hofstad. De Heer Tresling, die expres uit Winschoten was overgekomen, hield ons tot Zondagavond gezelschap en heeft zeker geen berouw gehad dit reisje gemaakt te hebben.’’
Haarlem is niet alleen de stad van de vele schaakevenementen, Haarlem is ook de stad van de vele schaakclubs.
Hieronder volgt een overzicht van alle Haarlemse schaakverenigingen die ik in dagbladen en tijdschriften ben tegengekomen. Met achter de naam het oprichtingsjaar.

Haarlemsche Schaakvereeniging (1886)
Haarlemsch Schaakgezelschap (1896; in het Haarlem’s Dagblad van 1889 tot en met 1892 wordt geschreven over een Haarlemsch schaakgezelschap, de voorloper)
Haarlemsche Werkliedenschaakvereeniging (1902 of eerder)
Haarlemsche Schaakclub (1909)
Schaken is Denken (1915; in mei 1916 opgeheven)
Haarlemsche Gymnasiasten Schaakclub (1919)
Onder Ons (1923; voor gereformeerden)
Schaakclub van de Nederlandsche Vereeniging van Huisvrouwen afdeling Haarlem (1930 of eerder)
Christelijke Schaakclub Haarlem (1932 of eerder)
Schaakclub Haarlem-Noord (1932 of eerder; 1934 naam veranderd in Haarlemsche Schaakclub)
Arbeidersschaakclub Haarlem (1935)
Het Oosten (1935)
De Rochade (1935)
Het Centrum (1936)
Musica-Caïssa (1936; alleen voor musici)
De Torens (1936; ambtenaren van de PTT)
jeugdschaakclub DOS (1937)
De Forens (1937 of eerder)
Rolland (1937)
HWP (1938)
Kennemerland (1939; afdeling van voetbalclub)
SSCH (1946; Spoorwegschaakclub Haarlem)
Schaakclub Haarlem (1947; door fusie Haarlemsche Schaakclub en De Rochade)
’t Schouwtje (1947 of eerder)
KSC (1958; door samengaan Kennemerland en ’t Schouwtje)
VHS (1958; door fusie Haarlems Schaakgezelschap en Schaakclub Haarlem)
SVS (1967)
Het Alternatief (1993)
jeugdschaakclub De Hoek (1994)
De Haarlemse Jopen (1996)
Het Spaarne (2001; door fusie SVS en VHS)
Kennemer Combinatie (2006)
Chesscool (2007)
Haarlem is bovendien de stad van de vele sterke en bijzondere schakers. Landelijke toppers (Bouwmeester), landelijke bestuursleden (Enschedé, Nieuwjaar), componisten van probleemstellingen (Jordan, Mann, Marwitz), redacteuren van schaakrubrieken in de kranten (Ridderhof).
Haarlem is niet de stad van de lenteveteranen. Voor zover ik weet, is Jan Seeleman (HWP) de enige die in Lindendael heeft gespeeld. Maar wellicht kan in de nabije toekomst de ijzeren weg tussen Haarlem en Hoorn aanleiding geven om in die leemte te voorzien.

Piet de Haas (2063) – Hans Leeuwerik (1832) 1-0
Weer slaat Piet de Haas een aanval op zijn koppositie af. Na de remise tegen naaste concurrent Dirk Lont verslaat hij in de zesde ronde Hans Leeuwerik, derde op de ranglijst, en weet de Heerhugowaarder aan het einde van de middag dat hij een vol punt voorsprong op Dirk heeft.
Wit wil in het centrum domineren, terwijl zijn opponent met gefianchetteerde lopers het overwicht probeert te breken. Gaandeweg lukt dat aardig. Hans krijgt de kans om de zwartveldige loper (die later een belangrijke rol speelt) te slaan, maar kiest voor een paardruil op h2. Zo ontstaat er een half open h-lijn die Piet inneemt.
Het accent wordt dan verlegd naar een aanval op de koningsvleugel. De zwarte pion op h6 is een zwakke plek in de Castricumse verdediging en Hans besluit zijn dame te geven om de grote druk op zijn stelling weg te nemen. Een paar zetten later zal de witspeler nog een stuk winnen, maar dat wacht zwart niet af.
     

1. e4 g6 2. d4 Lg7 3. Pc3 d6 4. Pf3 Pd7 5. Lc4 e6 6. 0-0 a6 7. Lg5 Pe7 8. Dd2 h6 9. Le3 b5 10. Ld3 Lb7 11. Pe2 c5 12. c3 c4 13. Lc2 Pf6 14. Pg3 Pg4 15. Tad1 Dc7 16. Tfe1 0-0 17. h4 Kh7 18. h5 e5 19. Ph2 Pxh2 20. Kxh2 gxh5 21. Pxh5 Pg8 22. Th1 Dc8 23. Kg1 De6 (zie diagram) 24. Th3 Dg6 25. De2 Pf6 26. Pxg7 Lc8 27. Txh6+ Dxh6 28. Lxh6 Kxh6 29. Pf5+ Lxf5 30. exf5 Tg8 31. De3+ Tg5 32. dxe5 dxe5 33. Td6.
     
     
     
Peter van Waert (1941) – Dirk Lont (1878) ½-½
Vorig seizoen debuteerde Dirk Lont in de hoogste groep met een bescheiden eindklassering (dertiende). Toch verloor hij slechts één partij. Momenteel is hij nog steeds ongeslagen en ook Peter van Waert kan de serie niet beëindigen.
In een Siciliaan heeft de lenteveteraan van De Groene Zes – die de avond ervoor de eerste barragepartij om de Westfriese titel van Ronald Ritsema heeft verloren – een geïsoleerde pion op d4. Zwart krijgt er één op d5, waardoor het centrum enigszins wordt vastgelegd en de flanken het strijdtoneel moeten worden.
Peter trekt ten aanval op de koningsvleugel, maar de routinier van Caïssa-Eenhoorn heeft zijn stukken goed opgesteld en kan die actie eenvoudig beantwoorden. Alle torens verdwijnen van het bord en dan valt er voor beide spelers weinig meer te bereiken.
     
1. e4 c5 2. c3 d5 3. exd5 Dxd5 4. d4 Pc6 5. Pf3 Pf6 6. Le2 e6 7. 0-0 cxd4 8. cxd4 Le7 9. Pc3 Dd6 10. h3 0-0 11. Le3 Td8 12. Dc1 Pd5 13. Pe4 Db8 14. a3 Ld7 15. Pc3 a6 16. Pxd5 exd5 17. Ld3 g6 18. Dd2 Te8 19. Tfe1 Ld6 20. Lh6 Dc7 21. Dg5 Le6 22. Df6 (zie diagram) Lf8 23. Dh4 Lxh6 24. Dxh6 f6 25. Te2 Lf7 26. Tae1 Txe2 27. Txe2 Te8 28. Txe8+ Lxe8 29. h4 Dg7 30. Df4 De7 31. g3 Ld7 32. b4.
     
     
     
Frans Vlugt (1889) – Paul van Haastert (1975) 1-0
Frans Vlugt, de kampioen van 2015, is eveneens nog steeds ongeslagen. De Edamse lenteveteraan verlengt met zijn overwinning op Paul van Haastert een reeks met winst en remise die nu zeventien partijen telt.
Komende woensdag zal de titelverdediger het stokje moeten overdragen, maar hij doet dat met ere. Tegen de als tweede geplaatste speler van Het Witte Paard blijven alle pionnen enige tijd op het bord. Opeens wordt zwarts f7-pion een zwakte. De verdediging daarvan mislukt en kost Paul het boertje, terwijl hij bovendien tegen een isolani op e5 aankijkt.
Beide spelers hebben dan nog de torens en de zwartveldige loper en er volgt op de koningsvleugel een gevecht om kwetsbare pionnen. Na het nodige gemanoeuvreer komt Frans daar als winnaar uit te voorschijn. Zijn stukken werken perfect samen om een winnend eindspel te creëren.
     

1. e4 e5 2. Pf3 Pc6 3. Pc3 Pf6 4. a3 d6 5. Lc4 Lg4 6. h3 Lh5 7. g4 Lg6 8. d3 Dd7 9. Le3 h6 10. Ph4 Lh7 11. Pf5 Lxf5 12. gxf5 0-0-0 13. Pd5 Pxd5 14. Lxd5 Pe7 15. Lb3 d5 16. Dh5 Pg8 17. Lxd5 Pf6 18. Dxf7 Pxd5 19. Dxd7+ Txd7 20. exd5 Txd5 21. Tg1 Td7 22. Tg3 Tf7 23. Tf3 Le7 24. Ke2 Thf8 25. Tg1 Lf6 26. Lc5 Te8 27. Tg4 b6 28. Lb4 Lg5 29. Lc3 Lf6 30. Te3 Tfe7 31. Tge4 Kd7 32. Tg3 Tf7 33. b3 Kd6 34. Tg6 Kd7 35. f4 Ld8 36. Lxe5 Txf5 37. Txg7+ Kc8 38. Lxc7 (zie diagram).
     
     
     
Fred Avis (1859) – Peter Roggeveen (1916) ½-½
Fred Avis ontpopt zich momenteel als meester-ontsnapper. Meerdere malen dit seizoen is de Westfriese Houdini uit verloren positie teruggekomen en tegen Peter Roggeveen gebeurt dat opnieuw. In een spectaculair en lang eindspel – inclusief liefst vijf promoties – lijkt wit gekluisterd aan de nederlaag, maar na 72 zetten staan alleen de koningen op het bord.
In het vroege middenspel is er een aardige, massale afruil. De zwartspeler schat goed in dat, als hij de verdediger van de verdediger van de verdediger (jazeker: drie keer) uitschakelt, pionwinst het resultaat wordt. Beiden gaan verder met alle torens plus een Hoorns paard contra een Zaanse loper. Wel heeft wit nog een geïsoleerde pion op e3. Eén paar torens wordt geruild, maar met handig spel wint Fred de pion terug. De lichte stukken verdwijnen, waarna de lenteveteraan van ZSC-Saende inzet op de betere (centrale) positie van zijn koning en zijn pionnenovermacht op de e-, f- en g-lijn.
Dan ook heeft de voorzitter van Caïssa-Eenhoorn niet het gevoel beter te staan. Het lukt hem wel om ondertussen een vrijpion op h6 te krijgen. ,,Die zou nog wel eens een sterke pion kunnen zijn’’, is de motivatie.
Alletwee snoepen ze enkele pionnen, al bereikt Peter een winnende stelling op de koningsvleugel. Zijn opponent heeft lang gerokeerd en de Hoornse koning staat te ver van de belangrijkste velden. Na 48. … Txh6 is het uit, maar zwart pakt het anders aan. De eerste promotie levert niets op en plotseling is er de dreiging van een promoverende witte pion: de c- of h-pion.
Spectaculair is de stelling na de 59e zet, wanneer vier pionnen kunnen promoveren. Beiden krijgen een dame en weer staat Fred er beroerd voor, want een onbeschermde koning moet het ook opnemen tegen een extra toren. Peter mist een mat in vijf en ineens verdwijnen zijn winstkansen en moet hij verder met dame plus toren tegen twee dames. De witte koning staat precies goed om alle gevaren af te wenden en dwingt een ruil van alle laatste stukken af.
     

1. d4 d6 2. Pc3 Pf6 3. e4 g6 4. Lg5 Lg7 5. Dd2 c6 6. 0-0-0 h6 7. Lxf6 Lxf6 8. h4 b5 9. Pf3 Lg4 10. De3 Db6 11. Le2 Pd7 12. e5 dxe5 13. Pxe5 Pxe5 14. dxe5 Dxe3+ 15. fxe3 Lxe2 16. Pxe2 Lxe5 17. Pd4 Tc8 18. h5 g5 19. Td3 e6 20. Pf3 Lf6 21. Thd1 0-0 22. Td7 Tfd8 23. c3 Txd7 24. Txd7 a5 25. Pd2 Kf8 26. Pe4 Le5 27. Ta7 a4 28. Pc5 Tc7 29. Ta8+ Kg7 30. Kc2 Ld6 31. Pa6 Td7 32. Tc8 f5 33. Txc6 Kf6 34. Pc5 Lxc5 35. Txc5 Td5 36. Tc8 Ke5 37. Th8 Ke4 38. Txh6 e5 39. Th8 Kxe3 40. h6 Td2+ 41. Kc1 Txg2 42. Te8 Th2 43. Txe5+ Kf4 44. Txb5 g4 45. Tb6 g3 46. Tg6 Kf3 47. c4 g2 48. c5 (zie diagram) Th1+ 49. Kd2 g1D 50. Txg1 Txg1 51. c6 Tg8 52. c7 Kf2 53. h7 Te8 54. b4 axb3 55. axb3 f4 56. b4 f3 57. b5 Kg2 58. b6 f2 59. b7 f1D 60. c8D Df4+ 61. Kc2 Te2+ 62. Kb3 Te3+ 63. Kb2 Df2+ 64. Dc2 Te2 65. h8D Txc2+ 66. Kb3 Tc1 67. b8D Tb1+ 68. Ka3 Dc5+ 69. Ka2 Dc2+ 70. Dhb2 Txb2+ 71. Dxb2 Dxb2+ 72. Kxb2.
     
     
     
Ton de Veij (1815) – Karel Keesman (1822) 0-1
Voor de tweede plaats komen nog verschillende lenteveteranen in aanmerking. Karel Keesman houdt zijn kansen daarop in stand door Ton de Veij te verslaan. Beiden zijn ondertussen trouwe deelnemers in Hoorn, maar spelen in deze zesde ronde pas voor de eerste keer tegen elkaar.
Na acht zetten staan bij zwart, uitgezonderd het paard op g8 (is geruild), alle stukken op de beginvelden. Desondanks heeft hij maar één ontwikkelingszet achterstand. Wel houdt Ton voorlopig het initiatief vast. Hij heeft niet gerokeerd – speelt zijn koning naar d2 – en is over het hele bord arctief. De Purmerender verovert een (rand)pion en kijkt tegen een goede stelling aan, maar kan die niet uitbouwen naar succes.
Een cruciale rol spelen de verbonden zwarte pionnen op de d-, e- en f-lijn. Karel breekt de stelling enigszins open, benut de verkregen ruimte optimaal en wint een stuk. Bovendien handhaaft de Heerhugowaardse routinier de enorme druk op de witte verdediging en daar kan zijn opponent niet onderuit komen.
     
1. Pc3 c5 2. Pf3 Pc6 3. d4 cxd4 4. Pxd4 Pf6 5. e4 e5 6. Pdb5 d6 7. Pd5 Pxd5 8. exd5 Pb8 9. Pc3 Le7 10. Ld3 0-0 11. Le3 f5 12. f3 Lh4+ 13. g3 f4 14. Lf2 Lf6 15. Pe4 b6 16. c4 Pa6 17. Db1 h6 18. b4 Dc7 19. g4 Lb7 20. h4 Le7 21. g5 Kh8 22. Pc3 Dd7 23. a3 Tac8 24. Kd2 Tc7 25. Pb5 Tcc8 26. Pxa7 Tb8 (zie diagram) 27. Pb5 Pc7 28. Pc3 b5 29. cxb5 Pxd5 30. Pe4 Pc7 31. b6 Pe6 32. Dg1 Lxe4 33. fxe4 d5 34. Dg2 f3 35. Dg4 Tf4 36. Dg1 dxe4 37. Df1 Td8 38. Tc1 Tg4 39. Tc3 Pf4 40. Le3 Tg2+ 41. Kc1 Pxd3+ 42. Kb1 Lxb4 43. Tc7.
     
     
     

Ben van den Bergh (1900) – Jan Rot (1813) 1-0
De Zaanstreek is met vijf man goed vertegenwoordigd op dit lenteveteranenkampioenschap, maar er is niet alleen sprake van een kwantitatief volume. Ze zijn allevijf prima schakers. Twee van hen treffen elkaar in de voorlaatste ronde en Ben van den Bergh doet met zijn winst op Jan Rot mee in de fictieve strijd van beste deelnemer uit de Zaan.
Al snel is er een spectaculaire afruil op de damevleugel. Niet alleen belanden de beide dames en vier lichte stukken naast het bord, wit pakt ook nog eens twee pionnen mee. Dan begint voor Ben een lang gevecht om die voorsprong uit te laten betalen. Er wordt nog meer geruild en hij behoudt die twee pionnen extra. Ondertussen laat Jan zijn koning een stevige wandeling maken naar c3, waar de monarch een voor wit hinderlijke positie inneemt.
Toch lukt het de lenteveteraan van ZSC-Saende om op die flank de beslissing te forceren. De zwarte koning moet daar twee vrijpionnen onschadelijk maken en kan niet gelijktijdig op de andere vleugel de wankele stelling verdedigen. Na de laatste ruil blijft er nog één stuk over. Uiteindelijk moet de ‘zwarte koning alleen’ optornen tegen het witte paard en de vrije h-pion. En dat is te veel van het goede.

     

1. e4 d6 2. d4 Pf6 3. Pc3 g6 4. Lc4 Lg7 5. De2 0-0 6. e5 dxe5 7. dxe5 Pe8 8. f4 c6 9. Le3 b5 10. Td1 Da5 11. Lb3 Pc7 12. Pf3 Le6 13. Pd4 (zie diagram) Lc4 14. Lxc4 bxc4 15. Dxc4 Pd5 16. Pxc6 Pxe3 17. Pxa5 Pxc4 18. Pxc4 Tc8 19. b3 Pc6 20. a3 f6 21. Pd5 fxe5 22. fxe5 Tf8 23. Pc7 Tac8 24. Pe6 Tf5 25. Pxg7 Kxg7 26. Tf1 Kf7 27. Txf5+ gxf5 28. Td5 Tg8 29. Td2 Ke6 30. h3 f4 31. Kf2 Kf5 32. b4 Ke4 33. Te2+ Kd4 34. Pd2 Kc3 35. Pf3 h6 36. Te4 Tf8 37. b5 Pa5 38. Ta4 Pc4 39. Txa7 Kxc2 40. a4 Pb2 41. Pd4+ Kc3 42. Pe2+ Kb4 43. Td7 Pxa4 44. Txe7 Kxb5 45. Te6 Pc5 46. Txh6 Pd3+ 47. Kf3 Pxe5+ 48. Ke4 f3 49. Pd4+ Kc4 50. gxf3 Te8 51. Te6 Txe6 52. Pxe6 Pxf3 53. Kxf3 Kd5 54. Pg5 Ke5 55. Kg4 Kf6 56. Kh5 Kg7 57. h4 Kg8 58. Kg6 Kh8 59. h5 Kg8 60. h6 Kh8 61. Pf7+.
     
     
     
Jan Brink (1873) – Jan Barteling (1835) 1-0
Voor Jan Brink zijn er in zijn vijf optredens in Hoorn altijd mooie resultaten geweest. Tweemaal kampioen, een tweede, een derde en een vijfde plaats. Maar wil de routinier uit Krommenie weer de top vijf halen, dan zal hij toch met een scherpe eindsprint moeten komen. Tegen Barteling begint hij daarmee.
In een Franse partij ligt het initiatief bij de witspeler. Hij profiteert van de ruimte op de damevleugel en in het centrum, waar de Alkmaarse lenteveteraan tot passiviteit is veroordeeld. Zwart moet veel gedwongen zetten doen en kan niet voorkomen dat zijn opponent een vrijpion op c6 stalt. Jan Brink schakelt alle stukken (dame, torens, paard en loper) in om te proberen de overkant te halen.
Het lukt Jan Barteling pas op de 52e zet om promotie te verhinderen, maar dan heeft hij veel ingeleverd. De zwartspeler staat de kwaliteit achter – eindspel van toren tegen paard – en kijkt tegen een nieuw probleem aan: vrijpionnen op de f- en g-lijn. Heel handig geeft wit de kwaliteit terug. Jan Brink houdt beide verbonden pionnen over en kan met zijn koning makkelijk de enige zwarte pion tegenhouden. De eindsprint is ingezet.
     

1. e4 c5 2. c3 e6 3. d4 d5 4. e5 Db6 5. Pf3 Ld7 6. a3 Pc6 7. b4 cxd4 8. cxd4 Tc8 9. Le2 f5 10. 0-0 Pge7 11. Lb2 Pg6 12. Pc3 Le7 13. Pa4 Dd8 14. Pc5 Lxc5 15. dxc5 Dc7 16. Te1 0-0 17. Lf1 Pce7 18. Tc1 a6 19. a4 Lc6 20. b5 axb5 21. axb5 Ld7 22. Db3 Ta8 23. La3 Da5 24. Lb4 Dd8 25. Tc2 Ta7 26. Pd4 Da8 27. c6 bxc6 28. bxc6 Lc8 29. Ld6 Kf7 30. Tec1 La6 31. Lxa6 Txa6 (zie diagram) 32. Db7 Ta7 33. Db3 Tc8 34. Pb5 Ta1 35. c7 Da4 36. Dxa4 Txa4 37. g3 Ta5 38. Tb2 f4 39. Lxe7 Kxe7 40. Pd6 Taa8 41. Pxc8+ Txc8 42. Tb8 Kd7 43. Txc8 Kxc8 44. Tc6 fxg3 45. hxg3 Pxe5 46. Txe6 Pf3+ 47. Kg2 Pg5 48. Te7 g6 49. f4 Pe4 50. Txh7 Pd6 51. Tg7 Pf5 52. Txg6 Kxc7 53. Tg5 Pe7 54. Tg7 Kd6 55. Txe7 Kxe7 56. Kf3.
     
     
     

Piet Reus (1872) – Johan Plooijer (1807) 1-0
Het lijkt erop dat Piet Reus zijn eerste optreden tussen de lenteveteranen goed wil afsluiten. Met de winst op Johan Plooijer heeft hij weer een score van vijftig procent met wellicht uitzicht op meer. In de grote middengroep zijn de onderlinge verschillen immers klein.
In een Pirc valt al redelijk snel de beslissing. Zwart speelt een paard naar het verkeerde veld (15. … Pb6 in plaats van … Pc5) en staat daarmee een gevaarlijke aanval voor de Andijker routinier toe. Door de open h-lijn heeft de zwarte koning op g8 geen vluchtveld en met een schaakzet kan wit de verdediger van het paard weglokken. Hij geeft het stuk, maar er is geen redding mogelijk. In enkele zetten verzwakt Piet de Alkmaarse verdediging. Johan wint het stuk terug en maakt de weg vrij naar een mat in twee.

     

1. e4 d6 2. d4 Pf6 3. Pc3 g6 4. f4 Lg7 5. Pf3 0-0 6. Le3 c6 7. Ld3 b5 8. a3 a6 9. Dd2 Pbd7 10. h4 c5 11. h5 Pg4 12. hxg6 hxg6 13. e5 Pxe3 14. Dxe3 cxd4 15. Pxd4 (zie diagram) Pb6 16. Pc6 Pc4 17. Lxc4 Dd7 18. Pd5 Te8 19. e6 Db7 20. exf7+ Kxf7 21. Lb3 e6 22. Pde7 Ld7 23. 0-0-0 Lxc6 24. Dxe6+.
     
     
     
Egbert van Oene (1841) – Piet Kuijs (1781) ½-½
Voor Egbert van Oene en Piet Kuijs is het deze editie van het lenteveteranenkampioenschap vooral punten sprokkelen. Ze kunnen geen rol van betekenis spelen en voegen weer een halfje aan hun totaal toe.
In een Franse partij krijgt wit een goede stelling op de damevleugel en de lenteveteraan uit Limmen besluit daar een stuk tegen twee pionnen te offeren om de druk van de ketel te halen. Dat niet alleen, hij creëert verbonden vrijpionnen op de c- en d-lijn en neemt het initiatief over. Kortstondig, want door een verkeerde voortzetting verliest zwart een toren en lijkt Egbert op weg naar zijn eerste echte winstpartij van dit toernooi.
Maar een toren en een loper extra zijn niet voldoende voor het hele punt. Piet heeft wat compensatie door de onveilige positie van de Alkmaarse koning en wint met schaakgevend gemanoeuvreer enkele pionnen. De enige beschermers van de witte vorst zijn dan de zware stukken die niet optimaal samenwerken. Zwart wint zowaar de toren terug en kan met flink veel schaakjes de Waagtoren-routinier nog lang bezighouden. Het blijft bij drie van die zetjes.
     
1. e4 e6 2. d4 d5 3. e5 c5 4. c3 Pc6 5. Pf3 Db6 6. a3 cxd4 7. cxd4 Pge7 8. b4 Ld7 9. Lb2 Tc8 10. Ld3 Pg6 11. 0-0 Le7 12. Pc3 0-0 13. Pa4 Dd8 14. Pc5 Lxc5 15. dxc5 b6 16. b5 bxc5 17. bxc6 Lxc6 18. Lc1 Dc7 19. Te1 d4 20. De2 Lxf3 21. gxf3 c4 22. Lxg6 fxg6 23. a4 Tf5 24. De4 d3 25. Tb1 Tf7 26. La3 d2 27. Te3 c3 28. Dc2 h5 29. Lb4 Dc6 30. Txc3 Dxf3 31. Txc8+ Kh7 32. Dxd2 Dg4+ 33. Kf1 De4 34. Tb3 Dh1+ 35. Ke2 De4+ 36. De3 Dg4+ 37. Kd2 Dh4 38. Lc5 Dxa4 39. Dc3 Dd7+ 40. Ld4 Txf2+ 41. Kc1 Tf1+ 42. Kc2 Dd5 (zie diagram) 43. Dd3 Dg2+ 44. Dd2 De4+ 45. Kc3 Tf3+ 46. Kb2 Txb3+ 47. Kxb3 Db7+ 48. Db4 Dxc8 49. Lxa7 Dc1 50. Dd4 Db1+ 51. Kc3 Da2 52. h4 Da3+ 53. Kc4 Da4+ 54. Kd3.