Piet de Haas: kampioen in de geest van het toernooi

 

Door: Co Buysman


Het levendigste uur van het lenteveteranenkampioenschap is het laatste. In de theaterzaal van het Hoornse verpleeghuis Lindendael is de slotronde afgelopen en bij de ingang van de speelzaal is het een komen en gaan van prijspakkers en gelukkigen in de vier groepen die nog een extra prijsje (een doos chocola, een fles Hoornsche kruidenbitter, de originele Hoornsche broeder) uit handen van wedstrijdleider Gerard Groot krijgen.
Vroeger waren er ook prijsuitreikingen, alleen werd daar nauwelijks iets over geschreven. Het oudste notulenboek van de Hoornsche schaakvereniging Caïssa is in 1924 gekocht. Precies op tijd, want juist dat jaar begint de in 1922 opgerichte club zich te manifesteren. Tijdens de jaarvergadering komt als tweede punt
‘een onderlinge wedstrijd om kunstvoorwerpen te organiseeren’ aan de orde. Daar wordt lang over gepraat. Van den Burgh stelt voor ‘de groepen te verdeelen aan de hand van het rooster over de afgeloopen onderlinge competitiewedstrijd, daar anders de competitiewedstrijd tevergeefs is gespeeld’. Ruijgrok, mede-oprichter,  mengt zich in de discussie over de grootte van de groepen en wil poules van twaalf man. Secretaris Kreijger is voorstander van groepen van vier, omdat volgens hem de wedstrijd moet worden beschouwd als propaganda en niet als competitie. Velzeboer komt met het idee van een handicapwedstrijd. Uiteindelijk wordt het voorstel van Van den Burgh overgenomen.
Er komt niet alleen een onderling toernooi, maar ook een toernooi met schakers van buiten Hoorn. Uit de notulen: ,,Ten laatste deelt voorzitter mede dat in samenwerking met de Alkmaarsche propagandacommissie een schaakdag zal worden gehouden te Hoorn om het koningspel in West-Friesland meer populair te doen worden. Deze dag zal nog nader worden vastgesteld en zal worden gehouden onder auspiciën van de Ned. Schaakbond. Iedereen kan aan deze wedstrijd deelnemen tegen inleggeld van één gulden.’’
De Noordhollandsche Schaakbond bestaat dan nog niet, schakend Noord-holland wordt bij de Nederlandsche Schaakbond vertegenwoordigd door een districtscommissie.
Caïssa’s eerste toernooi is op zondag 16 november 1924. Op de voorpagina van De Nieuwe Courant van 5 november 1924 staat: ,,Niet velen van onze stadgenooten zouden bij de oprichting van de Hoornsche Schaakclub Caïssa, nu nog geen twee jaar geleden, gedacht hebben dat het schaakleven een zoo groote omvang zou krijgen. Het bestuur van bovengenoemde schaakclub meende dan ook, nu de beoefenaars voor het koningspel niet alleen binnen onze veste maar in geheel West-Friesland talrijker worden, in navolging van vele harer zustervereenigingen, een eendaagsche wedstrijd verdeeld in 3 klassen te moeten uitschrijven, waar een ieder in de gelegenheid wordt gesteld aan deel te nemen.’’
Er wordt gespeeld in vierkampen; de ronden beginnen om 9.30, 13.30 en 17.30 uur en voor elke ronde wordt drie uur uitgetrokken. Caïssa schaakt dan in hotel De Roskam, aan de Veemarkt. Daar is F.C. Laas uit Alkmaar de wedstrijdleider en Ruijgrok en Hinke, twee leden van de organiserende vereniging, arbiters. De eerste twee van elke groep winnen een prijs: een fraai kunstvoorwerp.
De Nieuwe Hoornsche Courant van maandag 17 november 1924 besteedt veel aandacht aan de schaakdag. Enkele spelers van Caïssa hebben pech. In groep II van de tweede klasse eindigen drie man met twee punten bovenaan en bij loting valt Gerard Haring, de latere voorzitter, buiten de prijzen. Hetzelfde overkomt Cees Ursem in groep II van de derde klasse. Een verslagje is ook te lezen in het Algemeen Handelsblad van 18 november 1924. Onder de eindstanden wordt vermeld: ,,De tweede prijswinner in den groep is een 11-jarig jongmensch.’’ Het gaat hier om het Caïssa-talent Jac. Haring, aan wie na zijn dood de grootmeestertitel voor schaakcomposities is verleend. Hij behaalt in groep I van de derde klasse twee punten en verliest alleen van clubgenoot Kruisman.
Op zondag 27 maart 1927 houdt Caïssa weer een toernooi met vierkampen, met andermaal kunstvoorwerpen als prijzen. Dat is in die tijd bij veel clubs gebruikelijk. Alleen de verenigingen in de grote steden stellen nog wel eens medailles en diploma’s als prijzen beschikbaar.
Een medaille is er ook voor Dick van der Lijn uit Zaandam, later een sterke speler bij BSG (Bussum). In 1947 jubileert Caïssa in zilver. De Vrije Hoornse Courant van woensdag 9 april 1947: ,,Tweede Paasdag hield de Hoornse schaakclub Caïssa ’n welgeslaagd schaaktournooi, waaraan niet minder dan 52 schakers, afkomstig uit verscheidene Noordhollandse steden en dorpen, deelnamen. In het clublokaal De Valk aan het West heerste de gehele dag een prettige schaakstemming. Onder de deelnemers zagen wij naast verscheidene prominente schakers uit Enkhuizen, Medemblik en Zaandam ook de oud-Caïssa-leden Moeyes Jr. uit Krommenie en Keetbaas uit Vlissingen. De jongste deelnemer was de 12-jarige D. v. d. Lijn uit Zaandam die in zijn groep zowaar beslag wist te leggen op de eerste prijs, wat wel geen verwondering zal wekken, als men weet dat zijn vader in Zaanse schaakkringen een geduchte tegenstander is. Trouwens vader v. d. Lijn deed voor zijn zoon op deze tweede Paasdag niet onder en ging met de eerste prijs in groep 1 strijken.’’ Dick van der Lijn ontvangt als extra prijs voor jongste prijswinnaar een medaille.
Caïssa viert zijn vijftigste verjaardag onder anderen met simultaanwedstrijden met Max Euwe, de Russische  grootmeester Aleksandr Kotov en schaakjournalist Berry Withuis op dinsdag 21 september 1971. In dat seizoen bestaat de Noordhollandse Schaakbond veertig jaar en een van de festiviteiten is een jubileumvierkampentoernooi in de lente van 1972 in Het Kontaktcentrum in Hoorn. Het inschrijfgeld bedraagt vijf gulden, maar ieder punt levert vier gulden op. Er zijn 44 deelnemers. De uitslag in groep 4: 1. Van Twisk (Purmerend) 3 punten, 2. Van Nieuwenhoven (Purmerend), De Haas (Heerhugowaard) en Buitink (Caïssa) 1 punt.
De Haas? Gaat het hier om onze kersverse lenteveteranenkampioen Piet de Haas? Hij speelt een stralende hoofdrol op deze laatste woensdagmiddag in Lindendael die een passende finale krijgt. Frans Vlugt, de regerend lenteveteranenkampioen, neemt het op tegen Piet de Haas, de aankomend lenteveteranenkampioen. Want de Heerhugowaardse koploper heeft aan remise genoeg om de titel veilig te stellen, maar verslaat de witspeler en zo krijgt die partij tevens een symbolisch resultaat.
We hebben veertig eerste partijen (alles uit de eerste ronde), maar er is er maar één de laatste. Peter Roggeveen en Hans Leeuwerik zitten ditmaal het langst achter het bord. De ontknoping trekt veel publiek. Zeker 25 toeschouwers, onder wie oud-lenteveteranenkampioen en trouw deelnemer Peter Holscher, staan bijeen om niets van het spannende en boeiende eindspel te missen. Als om twee minuten voor half zes Peter de felicitaties krijgt, kan de prijsuitreiking beginnen.
Geen kunstvoorwerpen, al ziet de wisseltrofee er wel kunstzinnig uit. Frits Bouwman, voorzitter van het toernooicomité, heet Fonneke en Gerard van der Graaf – ‘de moeder en vader van het kampioenschap’ volgens de preses – hartelijk welkom. Beiden zijn gestopt in de organisatie van het evenement en zijn naar Hoorn gekomen om de naar Gerard vernoemde wisseltrofee uit te reiken. En natuurlijk om veel schaakvrienden te begroeten.
Gerard van der Graaf vindt het prachtig dat juist Piet de Haas de winnaar is. ,,Hij vertegenwoordigt de geest van het toernooi. Piet heeft vroeger heel veel gespeeld en is op een gegeven moment gestopt, omdat hij het zat was. Een paar jaar geleden ging hij het, bij dit lentekampioenschap, weer proberen. Piet wilde weer om het plezier schaken en hij draagt de sfeer van dit evenement met zich mee.’’
Wedstrijdleider Gerard Groot, opvolger van Gerard van der Graaf, en medecomitélid Aad Laan doen samen de prijsuitreiking. Ook alle andere winnaars komen naar voren, waarna in alle gemoedelijkheid aansluitend het traditionele rondje extra prijzen wordt gedraaid. Gerard Groot – die op een prima debuut kan terugkijken – heeft genummerde pionnen in een zak en deelneemster Jessica Sijs verricht de trekking. Nummer 13 wil dan zeggen dat de nummers 13 van de vier groepen een herinneringsprijs mee naar huis mogen nemen. Als we zijn aanbeland bij de flessen kruidenbitter, krijgt Piet de Haas de lachers op zijn hand als hij roept: ,,Kan ik de wisseltrofee niet omruilen voor zo’n fles?’’
Zelf ga ik met een andere prijs naar huis. Ik ben gek op schaakgeschiedenis en heb bij de partijverslagen (hulde en dank aan alle groep 1-spelers voor het trouwe noteren van alle zetten) met veel plezier een aantal historische verhalen geschreven. Tom Adriaanse verrast me op deze laatste woensdagmiddag met drie zakken vol met Tijdschriften van de Koninklijke Nederlandse Schaakbond, van meer dan zestig jaar oud. Bij het eerste uurtje doorbladeren ben ik er achter gekomen dat een stadgenoot van de Helderse lenteveteraan de eerste Nederlandse jeugdkampioen is geweest door in een barragedriekamp te winnen. Het gaat om Wim Geus, zoon van de landelijke topper Klaas Geus. En zo voelt dat geschenk van Tom aan als de hoofdprijs.

Frans Vlugt (1889) – Piet de Haas (2063) 0-1
Kan een kampioenschap mooier eindigen dan met een partij tussen de oude en de nieuwe kampioen? Het is een topper met een verhaal. Een jaar geleden stond Piet de Haas na vijf ronden bovenaan, met een punt voorsprong op Frans Vlugt. Hij verloor van de Edamse lenteveteraan die vervolgens in de slotronde de titel veroverde.
Nu neemt de Heerhugowaarder revanche. In een Konings-Indische partij houden de twee topspelers de spanning er lang in. Pas op de zestiende zet wordt voor het eerst geslagen. Dan heeft Piet al wel een offensief op de koningsvleugel op gang gebracht. Zijn g- en h-pion gaan voorop in de strijd, in de rug gedekt door beide paarden en op de achtergrond de dame en de loper op de mooie diagonaal naar h3.
Frans is actief op de andere flank, waar hij een pion wint. In een goede stelling onderschat wit echter het gevaar van de doorschuivende Heerhugowaardse g-pion. Op g3 legt die het verdedigende spel van de Volendam-routinier lam. Al zijn stukken staan naast de koning op g1 en hebben geen verweer, als Piet zijn op de koningsvleugel beschikbare materiaal inzet voor een niet tegen te houden mataanval.
In 2015 leed de nieuwe kampioen één verliespartij; tegen Frans. Nu moet de aftredend kampioen in zeven ronden eenmaal een nul incasseren; tegen Piet.
     
1. d4 Pf6 2. Pf3 g6 3. c4 Lg7 4. Pc3 0-0 5. e4 d6 6. Le2 e5 7. 0-0 Pc6 8. d5 Pe7 9. Pe1 Pd7 10. Le3 f5 11. f3 f4 12. Lf2 g5 13. Pd3 h5 14. Tc1 Pf6 15. c5 Pg6 16. cxd6 cxd6 17. Pb5 Tf7 18. Dc2 Pe8 19. Pxa7 Ld7 20. Db3 g4 (zie diagram) 21. Db6 g3 22. hxg3 fxg3 23. Le3 Dh4 24. Tfd1 Dh2+ 25. Kf1 Ph4 26. Pe1 Lh3 27. Lg1 Lxg2+ 28. Pxg2 Dxg2+ 29. Ke1 Pxf3+ 30. Lxf3 Txf3.
     
     
     
Karel Keesman (1822) – Dirk Lont (1878) ½-½
De nachtkaars brandt zeker niet op deze laatste woensdagmiddag, want ook Karel Keesman en Dirk Lont spelen een enerverende zevende partij. Zwart staat op de tweede plaats en verdedigt een half puntje voorsprong op zijn opponent.
Hier verschijnt het Nimzo-Indisch op het bord. De strijd gaat lang gelijk op. In het middenspel worden de meeste lichte stukken geruild en wit lijkt met op de half open f-lijn verdubbelde torens iets actiever te staan. Aan de andere kant is zijn pionnenstructuur iets kwetsbaarder.
Karel kan op h6 een dameruil afdwingen, waardoor zwart een dubbelpion op de h-lijn krijgt. De stelling van Dirk komt onder druk te staan, maar hij kan op tijd zijn laatste passieve stuk (de toren op a8) inschakelen. Na torenruil belanden de twee in een eindspel met een Heerhugowaards paard contra een Blokkerse loper. Zwarts koning gaat in de oppositie en beperkt het aantal speelbare zetten voor zijn opponent. Daarop tonen beiden zich tevreden met remise en blijft de lenteveteraan van Caïssa-Eenhoorn ongeslagen.
     
1. d4 Pf6 2. c4 e6 3. Pc3 Lb4 4. e3 b6 5. Pge2 Lb7 6. a3 Lxc3+ 7. Pxc3 0-0 8. d5 d6 9. Le2 Pbd7 10. 0-0 a5 11. e4 Pc5 12. Dc2 Pfd7 13. Le3 a4 14. Tad1 e5 15. f4 exf4 16. Lxf4 Te8 17. Tf2 Pe5 18. Tdf1 f6 19. Pb5 Lc8 20. h3 Pg6 21. Ld3 Pxf4 22. Txf4 Pxd3 23. Dxd3 Te7 24. Dg3 Tf7 25. Pd4 De8 26. Pf3 Kh8 27. h4 Ld7 28. h5 Te7 29. h6 Dg6 30. Dh4 Dxh6 31. Dxh6 gxh6 32. Pd2 Tf8 33. Txf6 Txf6 34. Txf6 Kg7 35. Tf4 h5 36. Pf3 Lg4 37. Pd4 Tf7 38. Txf7+ Kxf7 39. Kf2 Ld7 40. Ke3 Kf6 41. Kf4 h4 42. Pf3.
     
     
     

 

Ben van den Bergh (1900) – Peter van Waert (1941) 1-0
Peter van Waert, sinds dinsdagavond vice-kampioen van Westfriesland, begint en eindigt de lenteveteranenstrijd met verlies. Ben van den Bergh kan terugkijken op een sterke eindsprint – twee uit twee – en komt zo in een kleine groep spelers met 4½ punt, van wie Karel Keesman dankzij de hoogste TPR-score derde wordt.
In een spectaculaire opening (Wilkes-Barre/Traxler; naar een stadje in de Amerikaanse staat Pennsylvania vernoemd naar twee Engelse parlementariërs en de Tsjechische priester Karel Traxler) kiezen beide lenteveteranen voor het avontuur. Wit staat iets beter, omdat zijn opponent na een schaakzet niet meer kan rokeren en zijn beide torens lange tijd niet meedoen en zelfs helemaal niet worden gebruikt.
Peter gaat dameruil uit de weg om een verzwakt centrum niet verder te laten aantasten, maar dat breekt hem in het verdere verloop op. Ben heeft veel actiever spel en kan de laatste hindernissen in de zwarte koningsstelling opruimen, waardoor er grote problemen voor de Westfriese koning in aantocht zijn. Aan het oplossen daarvan begint zwart niet.

     

1. e4 e5 2. Pf3 Pc6 3. Lc4 Pf6 4. Pg5 d5 5. exd5 b5 6. Lf1 Pd4 7. c3 Pxd5 8. cxd4 Dxg5 9. Lxb5+ Kd8 10. Df3 Lb7 11. 0-0 exd4 12. Te1 Ld6 13. d3 Lf4 14. Lxf4 Dxf4 15. De2 c6 16. Lc4 Dd6 17. Pd2 c5 18. Lxd5 Lxd5 19. De5 (zie diagram) Kd7 20. Df5+ Le6 21. Df3 Ld5 22. Pe4 Dc6 23. Df5+ Kc7 24. De5+ Kb6 25. b4 c4 26. Dxd4+ Kc7 27. De5+ Kb6 28. Dd4+ Kc7 29. dxc4.
     
     
     
Peter Roggeveen (1916) – Hans Leeuwerik (1832) 1-0
Drie deelnemers in groep 1 zijn dit kampioenschap ongeslagen gebleven. Kampioen Piet de Haas, vice-kampioen Dirk Lont en Peter Roggeveen die op basis van de TPR net naast de derde plaats grijpt. Hans Leeuwerik draait vijf ronden goed mee, maar moet het uiteindelijk doen met een score van vijftig procent.
Hij maakt er met Peter een attractieve partij van. Het vroege middenspel is een spectaculaire fase, waarin zwart een stuk ‘ruilt’ tegen twee pionnen en wit de kwaliteit offert. Na dameruil staan er op de winst- en verliesrekening twee torens aan de zwarte kant en een toren, paard en loper een de witte kant. Wel heeft de Castricumse lenteveteraan nog steeds twee pionnen meer. Zijn sterkste wapen is een vrijpion die de tweede rij haalt, waardoor Peter een stuk moet geven om promotie te verhinderen. En dan heeft Hans in het eindspel de kwaliteit meer.
De routinier van ZSC-Saende verovert met zijn loper de belangrijke pion op f7 (die lang onder druk heeft gestaan) en zet in op zijn pionnenmeerderheid op de koningsvleugel. Daar doet de Zaandamse vorst in een ondersteunende rol uitstekend werk. Hans’ monarch is te ver van het front verwijderd en kan niet voorkomen dat een witte vrijpion op de g-lijn ver oprukt. Met een mooie eindspeltechniek kan zijn opponent die laten promoveren, maar dan heeft Peter de felicitaties al binnen.
     
   
 
1. e4 g6 2. Pc3 Lg7 3. f4 d6 4. Lc4 e6 5. Pf3 a6 6. a3 Pe7 7. Lb3 Pd7 8. 0-0 0-0 9. d3 Pf6 10. De1 d5 11. Dh4 c6 12. f5 exf5 13. Lg5 fxe4 14. dxe4 dxe4 15. Lxf6 Db6+ 16. Pd4 Pf5 17. Txf5 Lxf5 18. Kh1 Lxf6 19. Dxf6 Dd8 20. Dxd8 Taxd8 21. Pxf5 gxf5 22. Tf1 e3 23. h3 Td2 24. Txf5 e2 25. Pxe2 Txe2 26. Kh2 Kh8 27. h4 Kg7 28. Kh3 Kg6 29. Tg5+ Kf6 30. Th5 Th8 31. g3 Te5 32. Txe5 Kxe5 (zie diagram) 33. Lxf7 Tf8 34. Lc4 Kd4 35. Ld3 Tf7 36. g4 Tf3+ 37. Kg2 Tf7 38. g5 Ke3 39. Kg3 Tg7 40. Kg4 Te7 41. Kh5 Kf4 42. Kh6 Kg4 43. Lxh7 Kxh4 44. g6 Te6 45. Lg8 Td6 46. Lf7 Tf6 47. Lc4 Td6 48. Kh7 Kg5 49. g7 Th6+ 50. Kg8 Tf6 51. Lf7 Td6 52. Kf8 Td8+ 53. Le8.
     
     
     
  Paul van Haastert (1975) – Jan Brink (1873) ½-½
Voor lenteveteranendebutant Paul van Haastert is het zes ronden lang erop of eronder geweest, maar na drie enen en drie nullen smaakt hij het genoegen van een remise. Hij treft clubgenoot Jan Brink en beide spelers van Het Witte Paard handhaven hun score van vijftig procent.
In de Caro-Kann lijkt wit iets beter te staan dankzij het loperpaar (zwart heeft twee paarden) en iets meer velden tot zijn beschikking. De stelling na 12. … Dc8 verschijnt dankzij wat gespring ook na de veertiende en zestiende zet op het bord en daardoor kunnen beiden snel genieten van het koud buffet dat halverwege de middag wordt gebracht.
     
 
1. e4 c6 2. d4 d5 3. exd5 cxd5 4. Ld3 Pc6 5. c3 Pf6 6. Lf4 g6 7. Pf3 Lg7 8. Pbd2 Lg4 9. h3 Lxf3 10. Pxf3 e6 11. De2 a6 12. g4 Dc8 (zie diagram) 13. Pe5 Pd7 14. Pf3 Pf6 15. Pe5 Pd7 16. Pf3 Pf6.
     
     
     
  Jan Rot (1813) – Ton de Veij (1815) ½-½
Jan Rot heeft nog geen keer ontbroken in Hoorn en Ton de Veij maakt dit seizoen de reis naar het lenteveteranenkampioenschap voor de vierde keer. Beiden zijn aan elkaar gewaagd, maar hebben in de theaterzaal nog nooit tegenover elkaar gezeten. De primeur krijgt een vredelievend karakter.
De Indische openingen zijn populair in de slotronde. In het Wormers-Purmerendse duel wordt voor de oude versie gekozen. Na de rokades volgt een paard- en daarna loperruil en ziet de stelling er behoorlijk evenwichtig uit. Op de ranglijst valt voor de twee middenmoters ook weinig winst te behalen en daarmee is de snelle remise verklaard.
     
 
1. Pf3 Pf6 2. d4 d6 3. c4 Pbd7 4. Pc3 e5 5. e3 c6 6. Dc2 Dc7 7. Ld3 Le7 8. 0-0 g6 9. b3 Ph5 10. La3 f5 11. dxe5 Pxe5 12. Le2 Pg7 13. Tad1 0-0 14. Pxe5 dxe5 15. Lxe7 Dxe7 (zie diagram).
     
     
     
  Johan Plooijer (1807) – Egbert van Oene (1841) 0-1
Nog een clubstrijd in de laatste ronde. Het Waagtoren-onderonsje tussen Johan Plooijer en Egbert van Oene levert de zwartspeler zijn eerste winstpartij van dit kampioenschap op.
Hij heeft er lang op moeten wachten, net als in deze partij. Lang gaat het gelijk op. Er worden veel lichte stukken geruild (alleen een paard van elk blijft over) en er zijn drie open lijnen: c, d en e. Vervolgens belanden de dames en van ieder een toren naast het bord. Een licht plusje is dan in handen van Egbert, dankzij de actieve rol van zijn paard. Hij dwingt met een schaakzet de koning naar h1 en neemt aansluitend bezit van de open c-lijn.
De mat-achter-de-paaltjes-dreiging levert zwart pionwinst op de damevleugel op. Na torenruil resteert een paardeindspel, waarin het lichte stuk van Johan het onderspit moet delven. Dat raakt ingesloten in een hoek en kan zich uiteindelijk redden met een paardruil op c5. Maar daarmee krijgt zijn opponent een vrijpion op b5 en Egbert heeft er ook al een op de andere flank. De eenzame witte koning is niet bij machte om ze allebei af te stoppen.
     
 
1. d4 d5 2. Pf3 Pf6 3. c4 e6 4. Lg5 Le7 5. e3 h6 6. Lh4 0-0 7. Pc3 b6 8. cxd5 Pxd5 9. Lxe7 Dxe7 10. Pxd5 exd5 11. Db3 Le6 12. Le2 Pd7 13. 0-0 c5 14. dxc5 d4 15. Da3 dxe3 16. Dxe3 Pxc5 17. Lc4 Df6 18. Lxe6 Pxe6 19. b3 Tac8 20. Tac1 Db2 21. Dd2 Dxd2 22. Pxd2 Pf4 23. Txc8 Pe2+ 24. Kh1 Txc8 (zie diagram) 25. Pc4 Pc3 26. g3 b5 27. Pe3 Pxa2 28. Ta1 Tc1+ 29. Txc1 Pxc1 30. b4 Pd3 31. Pd5 Pxf2+ 32. Kg1 Pe4 33. Pe7+ Kf8 34. Pc6 a6 35. Pb8 Ke7 36. Kg2 Kd6 37. Kf3 f5 38. g4 Pg5+ 39. Kf4 fxg4 40. Pxa6 Pe6+ 41. Kxg4 g6 42. Kf3 Ke5 43. Ke3 g5 44. Pb8 Kd6 45. Ke4 h5 46. h3 Kc7 47. Pa6+ Kb7 48. Pc5+ Pxc5+ 49. Kf5.
     
     
     
  Jan Barteling (1835) – Maarten de Haas (1762) ½-½
Op de slotdag gaat Jan Barteling er nog even goed voor zitten. De enige lenteveteraan van Schaakgroep Koedijk in groep 1 heeft nog wel trek in een vol punt en neemt tegen Maarten de Haas meteen het initiatief. Maar de Heerhugowaarder is geslepen. Wit kan in het vroege middenspel een onverdedigde pion op e5 slaan. Met een sterk loperpaar van zijn opponent zit daar misschien wel risico in.
Ook een verdubbeling van de witte torens op de open d-lijn levert niets op. Beiden zetten hun zinnen op enkele verzwakte pionnen in het vijandelijke kamp. Maarten verovert zo de a2-pion, maar zijn isolani’s op a7 en c6 vormen een bron van zorg. Na 28 zetten wordt de vrede getekend.
     
 
1. e4 c5 2. Pf3 Pc6 3. d4 cxd4 4. Pxd4 Pf6 5. Pc3 d6 6. Le2 e6 7. Le3 Le7 8. 0-0 0-0 9. f4 e5 10. Pxc6 bxc6 11. fxe5 dxe5 12. De1 Pg4 13. Lxg4 Lxg4 14. Dg3 Le6 15. Tad1 Dc7 16. Lh6 Lc5+ 17. Kh1 f6 18. Td2 Df7 19. Tfd1 Dg6 20. Dxg6 hxg6 21. Pa4 Lb4 22. c3 Le7 23. Le3 Lxa2 24. Lc5 Lb3 25. Lxe7 Lxa4 26. Ta1 Tfe8 27. Lc5 Lb3 28. Ta6 (zie diagram).
     
     
     
  Piet Kuijs (1781) – Wim Nieland (1822) ½-½
Een warm applaus klinkt, als wedstrijdleider Gerard Groot in zijn vast openingswoordje de rentree van Wim Nieland ter sprake brengt. De oud-kampioen heeft alleen in de eerste ronde meegedaan, maar vijf weken van stilstand hebben zijn vorm niet aangetast. In een enerverende partij deelt hij het punt met Piet Kuijs.
Het Benkö-gambiet zorgt voor een attractief gevecht. Er is volop strijd op de damevleugel en later in het centrum. Zwart wint daar de geofferde pion terug en zet zijn opponent onder druk. Beiden hebben nog niet gerokeerd en met name de Limmer koning geniet weinig bescherming.
Wim besluit tot een kwaliteitsoffer, maar het nadeel is dat alleen zijn dame een aanvallende rol heeft. De overige stukken staan te ver weg om voor ondersteuning te zorgen. Piet probeert dameruil te realiseren en daar gaat de lenteveteranenkampioen van 2014 niet op in. Het alternatief is echter zetherhaling.
     
 
1. d4 Pf6 2. c4 c5 3. d5 b5 4. cxb5 a6 5. Pc3 axb5 6. Pxb5 Da5+ 7. Pc3 e6 8. Ld2 Db6 9. e4 Lb7 10. dxe6 Dxe6 11. f3 d5 12. Db3 Lc6 13. Lb5 c4 14. Dc2 d4 15. Lxc6+ Dxc6 16. Pd5 Pxd5 17. exd5 Dxd5 18. Tc1 c3 19. bxc3 Txa2 (zie diagram) 20. Db1 Ld6 21. c4 De5+ 22. Pe2 Txd2 23. Kxd2 De3+ 24. Kd1 0-0 25. De4 Db3+ 26. Dc2 De3 27. De4 Db3+ 28. Dc2 De3.