Piet, Jan, Arie en Joop kampioen

Door: Co Buysman

Met Piet de Haas, Jan Rot, Arie Boots en Joop van Nes begroeten we vier kampioenen – in respectievelijk de A-, B-, C- en D-groep van het NHSB-lenteveteranenkampioenschap – en twee spelers die voor de eerste keer op de eerste plaats zijn geëindigd. Piet prolongeert zijn titel; de derde eindzege bij vijf deelnames. Arie is in 2006 winnaar geworden van de B-poule.
Het evenement in de theaterzaal van het Hoornse verpleeghuis Lindendael zit er weer op. Zeven woensdagen kwamen de deelnemers van heinde en verre, met de auto, per trein, op de fiets en zeven middagen is alles onder leiding van Gerard Groot goed verlopen. Er zijn mooie partijen gespeeld, minder mooie partijen, er zijn sterke zetten uitgevoerd en minder sterke zetten. Maar de vriendschappelijke sfeer overheerst en alle spelers komen zeven keer in het voorjaar met plezier naar Hoorn.
Schakers kijken vooruit, sommige achteruit. Veel toernooien en kampioenschappen hebben, al jarenlang, een vaste plaats op de kalender. Er zijn bondswedstrijden en natuurlijk de clubavonden. Duidelijk is dat er voor hen talrijke activiteiten zijn. Maar hoe was dat honderd jaar geleden, in de periode 8 maart-19 april 1917? Wat deden de lenteschakers toen?
De Nederlandsche Schaakbond telt dan zo’n 2350 leden en er zijn 49 schaakverenigingen. In ieder geval elf komen uit Noord-Hollandse plaatsen: Akersloot (Amicitia), Alkmaar (VVV), Beverwijk (Tavenu), Bloemendaal (Bloemendaalsche Schaakclub), Haarlem (HSG, HSV, IVO), Den Helder (Morphy), Middenbeemster (Aris de Heer), Velseroord (Velseroord) en Zaandam (Zaandam).
Er is ook een Noord-Hollandsche Schaakbond die van 1913 tot 1920 heeft bestaan. De bond organiseert massakampen, wedstrijden tussen clubs en er zou in 1917 een competitie zijn geweest. In De Telegraaf van maandag 19 maart 1917 staat: ,,De eerste ontmoeting tusschen de Arbeiders Schaakclub en De Toren, beiden spelende in de door den Noord-Hollandschen Schaakbond uitgeschreven competitie, had tot uitslag: Arb. Schaakclub 6 – De Toren 5. De tweede ontmoeting heeft Zaterdag a.s. in Café d’IJsbreker plaats.’’ En in het
Haarlem’s Dagblad van zaterdag 24 maart 1917: ,,Zondag a.s. zal te Alkmaar een wedstrijd gehouden worden tusschen 6 spelers van de Alkmaarsche Schaak- en Damclub VVV en zes leden van het Haarlemsche Schaakgezelschap. Er worden twee ronden gespeeld. Deze ontmoeting is georganiseerd door den Noord-Hollandschen Schaakbond en de uitslag is geldig voor den door dien bond uitgeschreven wedstrijd tusschen Noord-Hollandsche clubs.’’
Veel meer ben ik echter niet tegengekomen en nader onderzoek moet uitwijzen hoe groot die competitie is geweest.
Morphy (Den Helder) speelt op zondag 11 maart 1917 een wedstrijd tegen spelers van Tavenu (Beverwijk) en Zaandam. In De Telegraaf van de volgende dag kan men lezen: ,,In de ochtendronde speelden de Morphianen allen met wit, wat dikwijls een voordeeltje beteekent. Zij kwamen echter na hun lange reis in een onverwarmden trein zoo verkleumd aan en hunne aandacht werd zoo afgeleid door den koestrenden ‘Salamander’, dat van dit voordeel niet veel te bespeuren was.’’
Morphy verliest de ochtendsessie met 4½-8½ en wint ’s middags met 7-6. Aan het eerste bord wint Klaas Geus zijn beide partijen tegen Tavenu-topper H. Zoontjes. Naast hem heeft dokter Reeders minder succes. Hij speelt tweemaal tegen O. Nauta (Zaandam) en blijft op een halfje steken.
Op de website ‘www.delpher.nl’ staan onder de zoekterm ‘schaken’ in de periode 8 maart-19 april 1917 (een dikke maand) liefst 118 berichten over het schaken. Dat lijkt veel, maar diverse berichten komen in meerdere kranten voor en het Algemeen Handelsblad vermeldt bijna dagelijks de zetten van een correspondentiewedstrijd tussen vier sterke spelers uit vier steden: mr. dr. Willem Fick (Haarlem), Jan Willem te Kolsté (Den Haag), Max Marchand (Amsterdam) en dr. Adolf Olland (Utrecht).
Willem Fick kom ik nog twee keer tegen. Op 20 maart speelt hij een simultaanwedstrijd in Eindhoven. Voor de Noord-Hollandse competitie hebben de Arbeiders Schaakclub en De Toren, de clubs komen uit Amsterdam, tweemaal tegen elkaar gespeeld en in beide duels is één partij afgebroken. Aan Willem Fick de taak om die te arbitreren.
Op tweede paasdag 1917 (9 april) houdt het Vereenigd Amsterdamsch Schaakgenootschap een vierkampenwedstrijd met 64 deenemers. Daar doen zes schakers uit Haarlem aan mee, van wie Silvain Groen op de eerste plaats eindigt. De prijzen bestaan uit een collectie kunstvoorwerpen. Interessant vind ik een wedstrijd van het Leidsch Schaakgenootschap op 25 maart van dat jaar. Ene L. Ruijgrok uit Leiden wint de hoofdgroep. Op 15 januari 1922 wordt in Hoorn de schaakvereniging Caïssa opgericht, door onder anderen ene L. Ruijgrok. Zal het om dezelfde persoon gaan?
Het persoonlijk kampioenschap van de Zaanstreek en Beverwijk heeft traditioneel in de herfst plaats. De winnaar laat lang op zich wachten, want S. van Hoorn (Zaandijk), O. Nauta (Zaandam) en F.A. Puts (Beverwijk) zijn in de finale gelijkgeëindigd. Op 10 maart 1917 meldt de Zaanlandsche Courant dat in de beslissingspartijen Nauta heeft gewonnen.
De Haarlemsche Schaakvereeniging speelt jarenlang wedstrijden tegen Parkwijk (Amsterdam). In januari zegevieren zestien Haarlemmers met 8½-7½ in de hoofdstad. Aan het tweede bord verslaat dr. M. Steffelaar met wit de sterke M. Garschagen. De notatie van die partij is in de schaakrubriek van B.J. van Trotsenburg in het Algemeen Handelsblad van zaterdag 10 maart 1917 opgenomen.
Schaakrubrieken – veel kranten hebben ze – spelen een belangrijke rol in het Noord-Hollandse schaakleven. Bij de oplossers van een probleemwedstrijd in de rubriek van Van Trotsenburg kom ik een week later de namen van W.P.A. van ’t Geyn (Den Helder), W. Nanning (Den Helder), Jan Visser (Oosthuizen) en A.H. Wefers Bettink (Oosthuizen) tegen. Probleem 348 in die rubriek is gecomponeerd door W. Nanning, een van de vele Noord-Hollanders die in een periode van ruim honderdvijftig jaar twee-, drie- en meerzetten hebben bedacht. Een van hen is B.J.M. Markx, de latere apotheker in Hoorn. In de lente van 1917 vermelden het Algemeen Handelsblad en het Twentse dagblad Tubantie samen vier composities van de dan in Den Haag wonende Markx. J. Baarda (Velseroord) en S. Kleeft (Uitgeest) worden nog als oplossers genoemd in de schaakrubriek van Het Volk.
In de lente van 2017 zijn veel schaakactiviteiten, maar ook in de lente van 1917 gebeurt voor de schakers veel, zo blijkt.
In de schaakrubriek van de Haagsche Courant van 16 april 1917 is te lezen dat keurvorst Johan Frederik van Saksen in de gevangenis zit en tegen zijn vriend Ernst van Brunswijk schaakt. Op een spannend moment in de partij hoort Johan Frederik dat hij van keizer Karel V de doodstraf heeft gekregen na een kleine opmerking over een minder geslaagde actie van de keizer. Het nieuws doet hem weinig. Hij verzoekt zijn vriend door te spelen, wint de partij en is daar heel blij mee.
De temperatuur op de laatste dag van het lenteveteranenkampioenschap is van toepassing op mijn partij tegen Gerard Kuijs die bijna vierenhalf uur duurt. In Fritz gaat de strijd van min twee (we hadden nachtvorst) naar plus twaalf. De prijsuitreiking krijgt daardoor enig oponthoud, maar gelukkig deelt ‘keizer’ Gerard Groot geen doodstraf uit. Integendeel, wij mogen naar voren komen voor de tweede (Gerard Kuijs) en derde prijs. Jan Rot is de verdiende winnaar van onze groep.
We zijn bij de gezellige prijsuitreiking als slot van het veertiende kampioenschap in Hoorn gekomen. Een jaar geleden is voor de eerste keer de Gerard van der Graaf-wisseltrofee door de naamgever overhandigd aan Piet de Haas en beiden gaan op herhaling. Gerard, in de periode 2004-2015 de grote man achter het evenement, spreekt nog een mooi woordje over de drie weken geleden overleden Job Bueno de Mesquita die als mede-organisator en speler vele jaren aanwezig was in Lindendael.
Uit handen van comitévoorzitter Frits Bouwman ontvangt Gerards vrouw Fonneke een grote bos bloemen; ook zij heeft jarenlang volop meegedraaid in de organisatieploeg. Bloemen zijn er bovendien voor de gastvrouwen Tiny en Jolanda. Jolanda moest door een breuk in haar voet al snel afhaken. ,,Ze sprong een gat in de lucht, toen ze hoorde dat we weer met het toernooi zouden beginnen en is daarbij ongelukkig terecht gekomen’’, verklaart Frits het ongeval. De preses bedankt voorts wedstrijdleider Gerard Groot die zijn werkzaamheden op de woensdagen en andere dagen zag beloond met een soepel verloop van het evenement.
Na de prijsuitreiking heeft de inmiddels traditionele verloting plaats. Exclusieve bonbons uit Bobeldijk, Hoornse kruidenbitters, schaakkwartetspellen en Hoornse broeders gaan naar in totaal zestien deelnemers. Nel Sasbrink verricht de trekking. De speelster van De Groene Zes krijgt de lachers op haar hand, als ze al snel haar eigen nummer trekt. En krijgt het kampioenschap een vrolijk einde.


Frans Vlugt (1884) – Piet de Haas (2075) 0-1
     
De geschiedenis herhaalt zich. Net als een jaar geleden zit Piet de Haas met zwart tegenover Frans Vlugt en weer telt alleen de winst om zekerheid te krijgen over de eindzege. Het wordt dit keer geen Konings-Indisch, maar een Gesloten Spaans.
Aanvankelijk gaat het gelijk op, tot de titelverdediger met 16. … f5 blijkt geeft van aanvallende aspiraties. Frans beantwoordt de poging even later met 19. g4 en neemt daarmee een risico. Helemaal, als hij ook zijn f-pion in de strijd gooit. Na een afruil wordt hij verrast door een loperzet van Piet op de diagonaal van dame en toren. Wit gaat daardoor met kwaliteitsverlies het eindspel in.
Na dameruil moet een actief Edams paard het opnemen tegen een toren van de zwartspeler en dat gevecht is uiteindelijk ongelijk. De Heerhugowaardse lenteveteraan kroont zich na 2012 en 2016 weer tot NHSB-kampioen.
     
1. e4 e5 2. Pf3 Pc6 3. Lb5 a6 4. La4 Pf6 5. 0-0 b5 6. Lb3 Lb7 7. d3 Le7 8. Pc3 0-0 9. Pd5 d6 10. c3 Dd7 11. Lg5 Pxd5 12. Lxd5 Tab8 13. h3 Pd8 14. Lxb7 Txb7 15. Dd2 Pe6 16. Le3 f5 17. exf5 Txf5 18. Ph2 Tb8 19. g4 Tf7 (zie diagram) 20. f4 exf4 21. Lxf4 Txf4 22. Txf4 Lg5 23. Taf1 Pxf4 24. Txf4 Lxf4 25. Dxf4 Tf8 26. De3 De8 27. Dxe8 Txe8 28. Kf2 Kf7 29. Pf3 Kf6 30. Ph4 c5 31. Pf5 d5 32. Pd6 Tf8 33. Pb7 Ke5+ 34. Kg2 Tc8 35. Pxc5 d4 36. Pe4 dxc3 37. bxc3 b4 38. cxb4 Tc2+ 39. Kf3 Txa2 40. Pc5 Kd5 41. Pe4 Tb2 42. Pc5 a5 43. Ke3 Txb4 44. Pa6 Tb7.
     
     
     
Peter van Waert (1941) – Peter Roggeveen (1919) 1-0
     
Driemaal is scheepsrecht voor Peter van Waert. In 2015 (zijn debuutjaar) en 2016 behoort hij tot de kanshebbers en blijft steken op de achttiende en tiende plaats. De lenteveteraan uit Hem is dit keer opnieuw favoriet voor een hoge eindklassering, maar begint het toernooi met verlies tegen Piet Reus. Het zal toch niet weer…?
Zes weken na die nederlaag mag Peter naar voren komen om de tweede prijs in ontvangst te nemen. Peter Roggeveen is een van de concurrenten en hij wordt in een Pirc verslagen. Daar ziet het in eerste instantie niet naar uit. Wit heeft ontwikkelingsachterstand en raakt twee pionnen achter.
De ommekeer komt, als Peter van Waert een toren in de zwarte stelling plaatst en zijn opponent de c7-pion onbeschermd achterlaat. Ook de d6-pion gaat van het bord (geruild tegen die op a2), waarna wit snel een vrijpion op d7 posteert.
In een toreneindspel met een Westfries paard en een Zaanse loper verovert de witspeler met een aardige combinatie het lichte stuk. Hij moet dan alleen nog oppassen voor de zwarte vrijpionnen op de a- en b-lijn. Na torenruil houdt het paard die pionnen in bedwang en wordt het een strijd van de koningen op de koningsvleugel. Een prachtige theoriestelling ontstaat na 49. Kg7. Peter Roggeveen lijkt in zetdwang, maar is dat ook het geval? Dat ga ik niet verklappen. Uiteindelijk verovert wit de g-pion, kan zijn h-pion promoveren en is de partijzege en daarmee de titel van vice-kampioen binnen.
   
1. e4 d6 2. d4 Pf6 3. Ld3 g6 4. Pf3 Lg7 5. 0-0 0-0 6. h3 Pc6 7. d5 Pb4 8. c3 Pxd3 9. Dxd3 e6 10. Lg5 exd5 11. exd5 h6 12. Lh4 Lf5 13. Dd1 g5 14. Lg3 Dd7 15. c4 Pe4 16. Pd4 Lg6 17. Pc3 Tfe8 18. Lh2 Pxc3 19. bxc3 Te4 20. Db3 b6 21. Tae1 Tae8 22. Txe4 Txe4 23. Dd1 a5 24. f3 Te3 25. Te1 Txc3 26. Pc6 Txc4 27. Te7 Df5 28. Txc7 Dc2 29. Dxc2 Txc2 30. Lxd6 Txa2 31. Lg3 Lf6 32. d6 Kg7 33. d7 Td2 34. Le5 Lxe5 35. Pxe5 Lf5 36. d8D Txd8 37. Txf7+ Kg8 38. Txf5 Td5 39. g4 b5 40. Pc6 Txf5 41. gxf5 a4 42. Kg2 a3 43. Pb4 Kf7 44. Kg3 Kf6 45. Kg4 h5+ 46. Kxh5 Kxf5 47. Kh6 Kf6 48. Pa2 Kf5 49. Kg7 (zie diagram) Kf4 50. Kg6 Kxf3 51. Kxg5 Ke4 52. h4 Kd3 53. h5 Kc2 54. h6 Kb3 55. Pb4 Kxb4 56. h7 a2 57. h8D Ka3 58. Dc3+ Ka4 59. Db2.
   
   
   
Peter Holscher (1913) – Wim Nieland (1883) ½-½
   
Ook Peter Holscher en Wim Nieland zijn nog volop in de race voor een topklassering. De winnaar kan profiteren van een misstap van koploper Piet de Haas, maar er moet dan wel gewonnen worden. Beide oud-kampioenen houden elkaar in een spannende partij in evenwicht, terwijl de ranglijstaanvoerder zegeviert.
In het Engels verdwijnen al vroeg de meeste lichte stukken van het bord. Zwart zet het zware geschut in op een half open d-lijn. De dame gaat voorop in de strijd en dat is geen gunstige positie. Peter lijkt een verzwakte d-pion te hebben, in de praktijk valt dat mee. In een poging de winst te forceren verliest de witspeler alsnog die pion en dan ziet de stelling er zorgelijker uit. Door paardruil komen de remisegrenzen weer in zicht.
Wim – die dit kampioenschap ongeslagen zal blijven – probeert in een eindspel met vier torens zijn vrijpion op e3 verder te brengen. Dat lukt niet. Na torenruil blijven twee torens en drie pionnen (g2 en h3 voor wit, h5 voor zwart) over en is de winstweg ver weg. Met de remise eindigen de twee op de gedeelde derde plaats, waarbij de TPR van de Egmondse lenteveteraan hoger is.
   

1. Pf3 Pf6 2. b3 g6 3. Lb2 Lg7 4. c4 0-0 5. e3 d5 6. h3 c5 7. cxd5 Pxd5 8. Lxg7 Kxg7 9. Dc1 b6 10. Lc4 Lb7 11. Pc3 f6 12. Pxd5 Lxd5 13. Dc3 Pc6 14. Lxd5 Dxd5 15. 0-0 e5 16. d3 Tad8 17. Tfd1 Tf7 18. a3 a5 19. Dc4 Tfd7 20. Db5 Tb8 21. Tac1 Pa7 22. Da4 Pc6 23. Db5 Pa7 24. Dc4 Tbd8 25. Dc2 Tc8 26. Db2 Pc6 27. d4 cxd4 28. exd4 e4 29. Pe1 Tcd8 30. Pc2 Dg5 31. Tb1 Pe5 32. Dc3 Pd3 33. Dc6 Dd5 34. Dxd5 Txd5 35. Td2 f5 36. f3 Pc5 37. b4 Pe6 38. fxe4 fxe4 39. bxa5 bxa5 40. Tb7+ Kh6 (zie diagram) 41. Tf2 T8d7 42. Tb6 Pxd4 43. Pe3 T5d6 44. Tbb2 Kg7 45. Pc4 Te6 46. Pe3 Pf5 47. Pxf5+ gxf5 48. Txf5 e3 49. Kf1 Td2 50. Tb1 Ted6 51. Te1 T6d3 52. Txa5 Tf2+ 53. Kg1 Ta2 54. a4 Tdd2 55. Tg5+ Kf6 56. Tg3 e2 57. Te3 Txa4 58. T3xe2 Txe2 59. Txe2 h5 60. Kf2 Tf4+ 61. Kg3 Td4 62. Ta2 h4+ 63. Kf3 Kf5 64. Ta5+ Kg6 65. Te5 Td2 66. Te6+
   
   
   
Ruud Adema (1910) – Piet Reus (1812) ½-½
   

Ruud Adema en Piet Reus staan na zes ronden net boven de vijftig procent en die score houden ze in hun laatste partij van het kampioenschap vast. De twee eindigen met nog drie lenteveteranen op de gedeelde vijfde plaats, van wie Piet de hoogste TPR heeft.
Beide spelers hebben lang hun pionnen op het bord. De eersten worden op de twintigste zet geslagen en dan lijkt zwart in het voordeel. Ruud heeft kort gerokeerd en zijn koningsvleugel oogt met een achtergebleven g-pion en een half open h-lijn kwetsbaar. Al het zware Andijker materiaal wordt op die flank geposteerd, maar Piet weet niet hoe hij verder moet. Het opspelen van de h-pion kan een mogelijkheid zijn, hoewel de dreiging van een penning op de loer ligt. Na enkele damezetten van zwart tekenen de twee de vrede.
   

1. d4 d5 2. Pf3 Lf5 3. g3 e6 4. Lg2 Pf6 5. 0-0 Ld6 6. b3 c6 7. Lb2 Dc7 8. Pbd2 Pe4 9. c4 Pd7 10. e3 Pdf6 11. De2 Lg4 12. Tac1 h5 13. c5 Le7 14. h3 Pxd2 15. Dxd2 Pe4 16. De1 Lxf3 17. Lxf3 f5 18. h4 g5 19. Lxe4 fxe4 20. hxg5 Lxg5 21. f4 Lf6 22. Tc2 Dg7 23. Tg2 0-0-0 24. Lc3 Tdg8 25. De2 Dh7 26. Le1 Tg4 27. Kh1 Dg6 28. Th2 (zie diagram) Df5 29. Tg1 Thg8 30. Tgg2 Dh7 31. Kg1 Dg6 32. Kf1 Df5 33. Kg1 Dg6.
   
   
   

Jan Brink (1881) – Egbert van Oene (1843) ½-½
   
Met zeven spelers op drie punten kan een verliespartij in de slotronde nog een flink stap omlaag betekenen. Jan Brink en Egbert van Oene proberen het wel, maar ze houden allebei de controle over de stelling en remise wordt dan ook een logisch resultaat.
In een gelijkopgaande strijd kan wit door dameruil de rokade voor zijn opponent verijdelen, maar dat is voor Egbert nauwelijks een verzwakking. Het verandert als de stelling een open karakter krijgt en de lenteveteraan van Het Witte Paard opeens over twee sterke witte paarden beschikt. Een stel torens wordt geruild en Jan lijkt toch de betere stelling te hebben, omdat de overgebleven Alkmaarse stukken wat passief zijn. Toch komen beiden na 21 zetten remise overeen.
   

1. c4 e5 2. Pc3 d6 3. g3 f5 4. Lg2 Pf6 5. e3 Pc6 6. Pge2 g6 7. d4 Lg7 8. Lxc6+ bxc6 9. dxe5 dxe5 10. Dxd8+ Kxd8 11. b3 Le6 12. Lb2 Ke7 13. Pa4 Pd7 14. f4 Thd8 15. 0-0-0 Kf7 16. Td2 exf4 17. Lxg7 Kxg7 18. Pxf4 Pf8 19. Pc5 Txd2 20. Kxd2 Td8+ 21. Kc2 Lf7 (zie diagram).
   
   
   
Ben van den Bergh (1887) – Johan Plooijer (1816) 1-0
   
Voor Johan Plooijer eindigt het lenteveteranenkampioenschap in mineur. Vier ronden blijft de Alkmaarder ongeslagen en houdt in die eerste maand titelverdediger Piet de Haas op remise. Ook oud-kampioen Jan Brink moet genoegen nemen met een halfje, maar de Waagtoren-routinier sluit af met een verlies in zestien zetten tegen Ben van den Bergh. Zijn kortste partij dit jaar in Hoorn.
Het gaat mis, nadat de witspeler lang rokeert en zijn opponent iets eerder voor de korte variant heeft gekozen. Johan wil zijn dame niet op de d-lijn – waarop een Zaanse toren staat – handhaven, maar na het doorschuiven van Bens e-pion blijken er zwakke plekken in de Alkmaarse stelling te zitten. Het paard op f6 wordt een probleem. Zwart denkt het op te lossen door het stuk te ruilen voor een loper op g5. Er ontstaat echter een half open h-lijn en dat gat kan hij niet dichten. Mede door de sterke positie van een witte loper op de diagonaal naar g8 kan de lenteveteraan van ZSC-Saende een begin maken van een mataanval.
   

1. e4 d6 2. d4 Pf6 3. Pc3 g6 4. Lc4 Lg7 5. De2 c6 6. Lb3 0-0 7. Lg5 a6 8. 0-0-0 Dc7 9. e5 (zie diagram) dxe5 10. dxe5 Pg4 11. f4 Kh8 12. h3 f6 13. hxg4 fxg5 14. Pf3 gxf4 15. Txh7+ Kxh7 16. Pg5+.
 
 
   
Piet Kuijs (1783) – Jaap de Berg (1807) 1-0
   
Met de overwinning op Jaap de Berg tekent Piet Kuijs voor zijn beste lenteveteranenkampioenschap. De dertien partijen in de twee vorige edities leverden hem twee zeges op. Dit jaar boekt hij er drie en met twee remises erbij is dat goed voor de gedeelde vijfde plaats.
Na zestien zetten geeft de partij een aardige stelling te zien: een open c-lijn met vier paarden dicht bij elkaar erop. De spanning neemt toe, als wit met 23. a4 de damevleugel wil openbreken. Er vindt een grote afruil plaats. Alle torens blijven over en een paard van Piet neemt het op tegen een loper van Jaap. Maar wits sterkste punt is een vrijpion op de d-lijn. Niet veel later komt er één op de b-lijn bij. Tegen die overmacht is geen kruid gewassen en na de promotie van de d-pion staakt zwart zijn verzet.
   
1. d4 d5 2. c4 c6 3. Pc3 Pf6 4. Pf3 a6 5. e3 b5 6. cxd5 cxd5 7. a3 Lg4 8. Le2 e6 9. h3 Lh5 10. Pe5 Lxe2 11. Dxe2 Le7 12. 0-0 Pfd7 13. Pd3 0-0 14. b4 Pb6 15. Pc5 Pc6 16. Td1 Pc4 (zie diagram) 17. e4 Te8 18. exd5 exd5 19. Df3 Pb6 20. Le3 Lf6 21. Tac1 Pe7 22. Tc2 Pc4 23. a4 bxa4 24. Pxd5 Dxd5 25. Dxd5 Pxd5 26. Txc4 Pxe3 27. fxe3 Txe3 28. Pxa4 h5 29. Pc5 Ta3 30. d5 a5 31. b5 Ld8 32. d6 Tb8 33. Tb1 Lb6 34. Kf1 Ld8 35. d7 Le7 36. b6 a4 37. b7 Ld6 38. Pa6 Tb3 39. Txb3 axb3 40. Pxb8 Kh7 41. d8D b2.
   
   
   
Jan Stapel (1799) – Ton de Veij (1795) ½-½
   
Jan Stapel doet voor de twaalfde keer mee aan het veteranenkampioenschap in Hoorn en heeft sinds zijn debuut in 2005 welgeteld 29 verschillende tegenstanders gehad. Daar komen er dit jaar in één klap vier bij. Na Ruud Adema, Ben van den Bergh en Egbert van Oene zit de lenteveteraan van Aartswoud in de theaterzaal voor het eerst tegenover Ton de Veij.
Ze hebben allebei een goede middenmootpositie en daar komt in een Pirc geen verandering in. Na dameruil kijkt de witspeler tegen dubbelpionnen op de c- en e-lijn aan, maar hij heeft het loperpaar en het bezit van de open d-lijn. Ton rokeert niet om zijn koning in het centrum te houden en probeert een toren te ruilen. Zijn opponent gaat daar niet op in en beiden concluderen dat de stelling behoorlijk in evenwicht is. Ze ronden hun kampioenschap met remise af.
   


1. e4 d6 2. d4 Pf6 3. Pc3 Pbd7 4. f4 e5 5. Pf3 c6 6. dxe5 dxe5 7. Pxe5 Pxe5 8. Dxd8+ Kxd8 9. fxe5 Pd7 10. Lf4 Lb4 11. 0-0-0 Lxc3 12. bxc3 Ke7 13. Lg5+ Ke8 14. Lc4 h6 15. Lh4 g5 16. Lg3 Pc5 17. The1 Lg4 18. Td6 Ke7 19. Lb3 Tad8 20. Td4 (zie diagram).
   
   
   
Martin Duinmaijer (1798) – Fred Avis (1842) 0-1
   
Met een keurige eindsprint verlaat Fred Avis de onderste regionen. Na vier nullen en een reglementair punt wint hij zijn laatste twee partijen en legt beslag op de gedeelde vijftiende plaats.
Martin Duinmaijer is net als de aftredend voorzitter van de Noordhollandse Schaakbond een avontuurlijke speler. Al snel stookt hij op de damevleugel het vuurtje op. Zo staan na tien zetten zes zwarte stukken, inclusief de koning, op de beginvelden en heeft de Bergense lenteveteraan al vier stukken ontwikkeld. Hij biedt echter zijn opponent de kans om uit een precaire situatie te ontsnappen (14. dxc7 in plaats van het gespeelde 14. Pd5) en kijkt zelfs in het middenspel tegen een pion achterstand aan.
Maar Freds zwartveldige loper doet niet veel en hij moet ruimte creëren. Nadat de Caïssa-Eenhoorn-speler zijn koning uit de penning heeft gehaald, maakt hij daar met 25. … f5 een begin mee. Snel volgt echter een ruil van lichte stukken en de dames, waarna een eindspel met elk twee torens en een paard ontstaat. Met nog steeds een pion minder voor Martin.
Wit probeert naar een eeuwig schaak met beide torens op de zevende rij toe te werken, maar die op f7 mag niet van zijn plaats op straffe van mat. Na torenruil moet de witspeler een gaatje maken: 37. h3, waar h4 beter is. Dat blijkt uit een mooie combinatie van Fred. De witte koning kan niet naar h3 ontsnappen en dat kost hem een paard. Met een stuk meer en een verre vrijpion stelt de zwartspeler zijn tweede partijzege op rij veilig.
   
1. e4 e5 2. Pf3 Pc6 3. c3 d5 4. Da4 Dd6 5. exd5 Dxd5 6. Lb5 f6 7. d4 Ld7 8. Le3 a6 9. c4 Df7 10. d5 Pb8 11. Lxd7+ Pxd7 12. Pc3 Pe7 13. d6 Pf5 14. Pd5 Lxd6 15. 0-0 c6 16. Pc3 Pxe3 17. fxe3 0-0 18. Pg5 Dg6 19. Pge4 Pc5 20. Dc2 Lc7 21. Tac1 Pe6 22. Db3 Tab8 23. c5 Tfe8 24. Tcd1 Kh8 25. Td7 f5 26. Pd6 Lxd6 27. Txd6 Pxc5 28. Txg6 Pxb3 29. Td6 Pa5 30. Txf5 Pc4 31. Td7 Pxe3 32. Tff7 Tf8 33. Txb7 (zie diagram) h6 34. Txb8 Txb8 35. b3 Kg8 36. Ta7 Tf8 37. h3 Tf1+ 38. Kh2 Tc1 39. Pe4 Pf1+ 40. Kg1 Pd2+ 41. Kh2 Pxe4 42. Txa6 Kf7 43. Ta4 Pc3 44. Ta7+ Kf6 45. a4 e4 46. Tc7 Pd5 47. Tc8 e3 48. Kg3.
   
   
   
Piet Zegers (1749) – Jan Poland (1775) 1-0
   

Piet Zegers is de enige speler die nog geen winstpartij achter zijn naam heeft staan. De vanuit de B-groep gepromoveerde deelnemer boekt op de valreep succes door Jan Poland te verslaan.
Als de zwartspeler kort rokeert, doet de Zaandammer dat op de andere flank en meteen zet Jan zijn b-pion aan het werk. Hij staat echter toe dat wit g5 kan spelen en na pionnenruil krijgt de lenteveteraan van Het Witte Paard op de koningsvleugel veel ruimte om een aanval opte zetten. Piet vergroot met verdubbeling van de torens op de open g-lijn de druk en schakelt ook een paard in. Na een torenoffer vangt hij met een schaakvork de Alkmaarse dame en kan zes zetten later mat geven.
   
1. e4 c6 2. d4 d5 3. Pd2 dxe4 4. Pxe4 Pd7 5. Ld3 Pgf6 6. Pg5 e6 7. P1f3 Ld6 8. De2 h6 9. Pe4 Pxe4 10. Dxe4 Pf6 11. De2 0-0 12. Ld2 Dc7 13. h3 b6 14. 0-0-0 a5 15. Kb1 b5 16. Pe5 b4 17. g4 Lb7 18. Thg1 (zie diagram) c5 19. g5 hxg5 20. Txg5 c4 21. Pxc4 Lf4 22. Lxf4 Dxf4 23. Tdg1 Le4 24. Txg7+ Kh8 25. Lxe4 Dxe4 26. Dd2 Dh4 27. Pe5 Ta7 28. Txf7 Tfxf7 29. Pg6+ Kh7 30. Pxh4 Pe4 31. De2 Pf6 32. Dxe6 Pg8 33. f3 Tf6 34. De4+ Kh6 35. Tg6+ Kh5 36. Dg4#.